In stabiele tijden kunnen we veel regelen aan de cao-tafels, maar door de druk van alle crises wordt het komende tijd moeilijk.
Hoewel niet iedereen hetzelfde verstaat onder een oorlog, lijkt het overleg aan de Nederlandse cao-onderhandelingstafels er wél regelmatig op. De kostenstijgingen van gas en elektriciteit, van levensmiddelen en tal van andere producten en diensten, leiden tot torenhoge looneisen van de vakbonden. Looneisen van 15% zijn ongekend en sinds de jaren zeventig van de vorige eeuw niet meer in Nederland voorgekomen.
Er samen uitkomen
Het is geen onbekend verschijnsel. Elk jaar opnieuw, bij elke nieuwe cao-onderhandeling, positioneren werkgevers- en werknemersdelegaties zich zo radicaal mogelijk om tegenover hun achterban te laten zien dat zij er alles aan doen om de vooraf ingenomen standpunten of eisen te realiseren. Uiteindelijk blijkt de soep niet zo heet gegeten te worden als hij wordt opgediend, stellen beide partijen hun standpunten bij naar een meer realistisch loonbod c.q. looneis en komt er in de regel, vroeger of later, een onderhandelingsresultaat tot stand. Partijen weten op voorhand dat ze er met elkaar uit zullen komen, nee: er met elkaar uit móeten komen. Een nieuwe cao met nieuwe loonsverhogingen betekent voor werkgevers weliswaar een loonkostenstijging, maar een nieuwe cao betekent ook een nieuwe periode van rust op het arbeidsvoorwaardenfront.
Gedeeld belang
Het betekent in de meeste gevallen ook dat concurrentie op arbeidsvoorwaarden wordt uitgesloten. Als een cao immers algemeen verbindend is verklaard, moeten niet alleen de georganiseerde maar ook ongeorganiseerde ondernemingen de overeengekomen loonsverhogingen betalen. Daarmee kunnen werkgevers voorkomen dat zij door opportunistische opdrachtgevers tegen elkaar worden uitgespeeld. Voor werknemers vormen cao’s de zekerheid dat hun koopkracht, dankzij de inspanningen van de vakbonden die aan de onderhandelingstafel zitten, in meer of mindere mate behouden blijft of verbeterd wordt. Kortom, zowel werkgevers als werknemers hebben er belang bij dat hun vertegenwoordigers overeenstemming bereiken over een goede cao.
Veel te regelen
Cao’s regelen in Nederland veel meer dan alleen het (uur) loon, de vergoeding voor overwerk, of werken in de avond of het weekend, of het aantal vrije dagen. De afgelopen decennia werden cao’s aangevuld met bepalingen om de gezondheid en veiligheid van werknemers te beschermen, met bepalingen over aanvullingen bij ziekte of arbeidsongeschiktheid of over de wijze waarop de vakbondsbijdrage fiscaal aantrekkelijk kon worden voldaan. Ook afspraken om de inzetbaarheid van werknemers te garanderen, maken al lang deel uit van de cao. Denk aan omscholing door het ingrijpend veranderen of zelfs verdwijnen van werk. En ook de uitdaging om zoveel mogelijk mensen werkend de verhoogde pensioenleeftijd te laten bereiken is een opgave voor beide partijen.
Van overzichtelijk…
De afgelopen decennia was de situatie bij cao-onderhandelingen dus tamelijk overzichtelijk. Risico’s waren voorzienbaar, zowel aan de kant van de werkgever als aan de kant van de werknemer. De werkgever wist wat zijn verwachte bedrijfskosten zouden zijn, er waren min of meer gegarandeerde toeleveranciers en afnemers, personeel was beschikbaar of kon eenvoudig worden vervangen of aangevuld. Veranderingen dienden zich geleidelijk aan, zodat hierover in opeenvolgende cao’s afspraken konden worden gemaakt.
…naar crisis op crisis
Maar de huidige situatie maakt alles anders omdat er geen zekerheden meer zijn. Ineens worden werkgevers geconfronteerd met een scala aan crises. De kredietcrisis of bankencrisis kon misschien nog schouderophalend voor kennisgeving worden aangenomen. De coronacrisis, die voor sommige bedrijven en bedrijfstakken voor dramatisch omzetverlies zorgde waardoor een faillissement soms ternauwernood kon worden afgewend, was een serieuze waarschuwing voor de continuïteit. Steunoperaties van de overheid hebben de meeste bedrijven door deze crisis geholpen, hoewel sommige sectoren tot de ontdekking kwamen dat hun werknemers, die naar andere sectoren waren uitgeweken omdat ze door bedrijfssluitingen als gevolg van corona zonder werk zaten, bij nader inzien blijvend de voorkeur gaven aan hun nieuwe baan. Niet toevallig ging het daarbij om sectoren waar veel werknemers tegen minimumloon en op basis van 0-urencontracten werken, zoals de horeca. Deze werknemers gaven de voorkeur aan vaste(re) contracten tegen iets meer loon. Het gevolg is dat sommige bedrijven en sectoren nu schreeuwen om personeel en, bij gebrek aan voldoende personeel, genoodzaakt zijn hun openingstijden te beperken.
Energieprijzen
De gevolgen van de oorlog in Oekraïne leveren echter voor nog veel meer werkgevers en werknemers problemen op. Sommige ondernemers worden met zulke hoge energiekosten geconfronteerd dat voortzetting van de productie financieel onverantwoord is: de baten wegen (bijna) niet meer tegen de kosten op. Aluminiumproducent Aldel in Delfzijl is inmiddels genekt door de hoge energieprijzen en door de rechtbank failliet verklaard. Voor veel industriële bakkers en andere sectoren met een hoog energieverbruik zoals de glastuinbouw dreigt hetzelfde doemscenario.
Andere ondernemers zijn weliswaar in staat de gestegen energiekosten aan hun afnemers, bedrijven of consumenten, door te belasten, maar dit levert uiteindelijk prijsstijgingen in de volle breedte van de samenleving op waardoor de inflatie inmiddels is opgelopen tot ruim boven de 10%. Gecombineerd met oplopende tekorten op de extreem volatiele arbeidsmarkt, oplopende productiekosten, problemen met de beschikbaarheid van grondstoffen en een gedeeltelijk wegvallende vraag omdat consumenten de gevolgen van de extreme inflatie merken in hun besteedbaar inkomen, leidt dit tot dreigende faillissementen in de bedrijfsketen en is de bestaanszekerheid van bedrijven, zelfs van hele bedrijfstakken, onder de huidige omstandigheden onzeker.
Stijging WML
Bovenop de geschetste gevolgen van de oorlog in Oekraïne krijgen bedrijven ook te maken met de inkomenscorrigerende maatregelen waartoe de overheid inmiddels heeft besloten. Hoewel aanvankelijk voorzien was in stijging van het wettelijk minimumloon (WML) in stapjes in een periode van drie jaar met totaal 7,5%, hebben de omstandigheden als gevolg van de oorlog in Oekraïne de overheid genoodzaakt het WML per 1 januari 2023 in een keer te verhogen met 10,15%. Deze uitzonderlijke stap biedt volgens de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid op korte termijn en structureel meer financiële ruimte en een betere uitgangspositie aan mensen met een uitkering en werknemers aan de basis van het loongebouw. Met name voor sectoren die veel werknemers op WML-niveau belonen, zoals de horeca, uitzendbranche, land- en tuinbouw, retail, zorgt dit op zichzelf goede besluit voor een behoorlijke loonkostenstijging.
Loonfunctiegebouw
Nog afgezien van de gevolgen van de verhoging van het WML op hun totale loonkosten, hebben die gevolgen ook consequenties voor bedrijfstakken met veel werknemers die WML +10% verdienen. Die werknemers constateren op 1 januari 2023 dat hun collega’s die op WML-niveau of vlak daarboven beloond werden, bij gelijkblijvende werkzaamheden, plotseling net zoveel verdienen als zijzelf. Dit kan ernstige consequenties hebben voor de houdbaarheid van het loonfunctiegebouw. In sommige sectoren verdient vanaf 1 januari 2023 60% van de werknemers, ongeacht hun functie, hetzelfde loon. Tenzij werkgevers vanzelfsprekend besluiten de werknemers die tot nu toe 10% boven WML betaald kregen, ook een loonsverhoging van 10,15% krijgen. Maar dat leidt dus tot extra loonkostenstijgingen en, doordat ondernemers daardoor genoodzaakt zijn de prijzen van hun producten en diensten te verhogen, indirect tot verder stijgende inflatie.
Aan de onderhandelingstafel
Laat helder zijn dat zowel werkgevers als werknemers onderkennen dat de huidige situatie noodzaakt tot ingrijpen. Werkgevers worden bijvoorbeeld geconfronteerd met loonbeslagen, omdat werknemers hun privérekeningen niet meer kunnen betalen. De schuldenproblematiek waarmee werknemers geconfronteerd worden, heeft geen positief effect op hun productiviteit. Werkgevers willen dus niets liever dan het koopkrachtverlies waarmee werknemers geconfronteerd worden repareren. Veel werkgevers rekenen dat tot hun verantwoordelijkheid als goed werkgever. Niet voor niets worden lopende cao’s opengebroken om te proberen tot nieuwe afspraken te komen. Voor bedrijfstakken die weinig last hebben gehad van de coronacrisis of in staat zijn de loonkostenstijging en overige gestegen productiekosten door te rekenen aan hun afnemers, levert dit minder ‘oorlog’ op aan de onderhandelingstafel, kijk naar de voorbeelden bij Metalektro of NS. Maar in veel andere sectoren lijken de onderhandelingen nog weinig resultaat op te leveren.
Oorlog dreigt
Omdat de huidige situatie niet kan worden vergeleken met die in de jaren zeventig van de vorige eeuw, toen de hoge loonstijgingen die nu door werknemers worden geëist in de pas liepen met de toenmalige productiviteitsstijging, moet worden gehoopt dat de huidige inflatie snel kan worden beteugeld waardoor meerjarige forse loonstijgingen zoals in de jaren zeventig niet nodig zullen zijn. Mocht dat wel het geval zijn, dan valt te vrezen dat ook aan de onderhandelingstafels de oorlog voorlopig wordt voortgezet.