Keurmerken worden vaak door brancheverenigingen geïnitieerd met als doel om overheidsregulering te voorkomen of om in de markt het kaf van het koren te scheiden (met andere woorden ‘marktordening’). Als dat laatste het doel is, is zo’n keurmerk dan geen kartel?
Is een keurmerk een kartel?
Het woord ‘kartel’ heeft tegenwoordig een negatieve associatie. Het doet denken aan de miljarden boetes die de Europese Unie oplegt. En aan invallen jaren geleden in een aantal Nederlandse sectoren, vrachtwagenfabrikanten, televisieproducenten, graanbedrijven. Of aan drugskartels. Een kartel is een samenwerking met als doel de concurrentie (marktwerking) te beperken. En in Nederland en Europa is dat in principe verboden.
Afspraken binnen een branche of sector om aan kwaliteitseisen of een keurmerk te voldoen, hebben als doel om beunhazen uit te sluiten van de markt. Dat effect wordt bereikt door potentiële opdrachtgevers te informeren over de kwaliteitsrisico’s die ze lopen als ze niet kiezen voor een bedrijf met een keurmerk.
Afspraken tegen kartelvorming
De Autoriteit Consument en Markt (ACM) ziet het kwaliteitsvoordeel van keurmerken, maar stelt wel eisen aan de samenwerking tussen ondernemingen binnen een keurmerk. Juist om te zorgen dat er géén kartelvorming plaatsvindt. Er moet sprake zijn van een ‘open karakter’ van de kwaliteitsregeling of het keurmerk. Concreet zijn die eisen:
- Objectieve eisen stellen die bijdragen aan het doel van de regeling.
- Duidelijk zijn over de eisen die worden gesteld.
- Transparant zijn over de te volgen procedure.
- Onafhankelijke besluitvorming voor toelating of erkenning hebben.
Objectieve eisen
Het klinkt voor de hand liggend, maar het is niet toegestaan om eisen te stellen die niets met kwaliteitsborging te maken hebben. Zo is het toegestaan om eisen te stellen aan de opleiding van het personeel, maar het is bijvoorbeeld niet zomaar toegestaan om te eisen dat er minimaal 10 personeelsleden moeten zijn: De eerste eis draagt bij aan de kwaliteit van de dienstverlening, het doel van het keurmerk. De tweede eis (meestal) niet. Zo’n eis zou als ‘stiekem’ doel kunnen hebben om kleine ondernemingen uit te sluiten en dat is niet toegestaan.
Andere voorbeelden van eisen die niet zijn toegedaan:
- Een minimale omzet. Dit zou alleen kunnen als goed beargumenteerd kan worden dat beneden een bepaalde omzet geen kwaliteitsgarantie gegeven kan worden.
- Lidmaatschap van een brancheorganisatie. Dit is ook geen objectieve kwaliteitseis en mag dus in principe geen onderdeel zijn van een keurmerk.
Duidelijk zijn over eisen die gesteld worden
Een onderneming moet vooraf duidelijk geïnformeerd worden aan welke eisen moet worden voldaan. Het is niet toegestaan dat een inspecteur, een auditor of een andere beoordelaar een onderneming afwijst op basis van eisen die vooraf niet duidelijk waren. Dit om te voorkomen dat ondernemingen op onterechte gronden worden uitgesloten.
Transparant over de procedure
In lijn met het vorige punt is het ook belangrijk dat de procedure om het keurmerk te verkrijgen helder is. De stappen moeten duidelijk beschrijven staan en ook de doorlooptijd moet helder zijn. Ook dit is bedoeld om willekeur te voorkomen.
Onafhankelijke besluitvorming
De besluitvorming over toelating tot het keurmerk moet onafhankelijk zijn. Dat kan gerealiseerd worden door te toetsing uit te besteden aan onafhankelijke inspectie- of certificerende instellingen, die mogelijk ook nog geaccrediteerd zijn door de Raad voor Accreditatie. Een bezwaarprocedure én de mogelijkheid voor beroep moeten eveneens ingericht zijn. En de organen die bezwaar en beroep afhandelen moeten onafhankelijk zijn samengesteld.
Mag je onderscheid in contributie maken tussen leden en niet-leden?
Ja, dat mag, mits ook dat weer te onderbouwen is. Als een brancheorganisatie heeft geïnvesteerd in het opzetten van een keurmerk of daar belangrijke werkzaamheden voor verricht, kan het gerechtvaardigd zijn om onderscheid te maken tussen leden en niet-leden bij de kosten die in rekening worden gebracht. Dit verschil moet uiteraard in redelijke verhouding staan tot de gemaakte kosten. Dus reken uit welke kosten er ongeveer zijn gemaakt door leden en welke financiële voordelen dit heeft opgeleverd. En hou in de gaten wanneer de investering is ‘verrekend’. Dan moeten de tarieven namelijk gelijk worden getrokken.
Wie bepaalt de eisen?
Voor het draagvlak van een keurmerk én om alle schijn van een kartel te vermijden, is het sterk aan te raden om bij het opstellen of wijzigingen van de keurmerkeisen stakeholders te betrekken en deze niet alleen met de leden of keurmerkhouders af te stemmen.
Onderzoek bij de stakeholders zoals potentiële klanten maar ook andere betrokkenen wat zij belangrijk vinden als het gaat om kwaliteit. Waar zij risico’s ten aanzien van kwaliteit zien en hoe die afgedekt zouden kunnen worden. Door hun input te verwerken in het keurmerk levert dat meer draagvlak op, maar zijn eisen ook meer objectief. Dat maakt het keurmerk des te sterker!