Met het rapport ‘Balanceren op de cao-helling’ schetsen onderzoekers bij De Burcht de zorgelijke ontwikkeling, dat de dekkingsgraad van cao’s tussen 2010 en 2022 met 4 procentpunten is gedaald. Namelijk van 75,8 procent naar 71,8 procent van alle werknemers.
Onderzoekers Paul de Beer en Rein de Sauvage Nolting verklaren deze daling voor 60% door een daling van de dekking van ondernemingscao’s en voor 40% door de daling van de dekkingsgraad van bedrijfstak-cao’s. Meer in detail verklaren de onderzoekers de daling doordat buitenlandse bedrijven die meer recent de Nederlandse markt hebben betreden, minder geneigd zijn zich naar de Nederlandse ‘poldertraditie’ te voegen. Daarnaast lijken nieuwe bedrijven die vooral online opereren, zoals platformbedrijven, zich ook slecht te herkennen in de Nederlandse traditie van onderhandelen met vakbonden. Zij streven naar maximale flexibiliteit in de inzet van arbeid, waardoor zij cao’s juist als een belemmering zien.
Representativiteitseis onder druk
Deze ontwikkelingen gaan samen met een erosie van de positie van werkgeversorganisatie(s). Steeds minder ondernemingen, zijn lid van de werkgeversorganisatie. Daardoor komt de ondergrens van 55% van het aantal werknemers, dat direct onder een bedrijfstak-cao valt, onder druk te staan. Hierdoor wordt niet meer voldaan aan de representativiteitseis voor algemeen verbindend verklaring (AVV) van een cao door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
De onderzoekers doen verschillende suggesties om de cao-dekkingsgraad weer te doen stijgen. Zo heeft de overheid een belangrijke verantwoordelijkheid om collectieve onderhandelingen over arbeidsvoorwaarden te bevorderen. Gezien de mogelijkheden van de overheid, die krachtens internationale verdragen en de recente EU-richtlijn over toereikende minimumlonen, een belangrijke verantwoordelijkheid heeft om collectieve onderhandelingen over arbeidsvoorwaarden te bevorderen, zijn zij relatief beperkt vanwege de contractvrijheid van sociale partners.
Tegelijkertijd moeten sociale partners, en in het bijzonder werkgeversorganisaties, zich realiseren dat belangrijke afspraken over zogenaamde ‘goede doelen’ en de financiering daarvan niet zonder een algemeen verbindend verklaarde cao kunnen.
Financiering activiteiten
Activiteiten die sociale partners nu uitvoeren om te zorgen voor voldoende gekwalificeerd personeel, nu en in de toekomst, dat veilig en gemotiveerd de werkzaamheden kan uitvoeren en daarbij in goede gezondheid de pensioengerechtigde leeftijd kan behalen, zijn zonder een algemeen verbindend verklaarde cao veel lastiger om op bedrijfstakniveau uit te voeren. Imago- en arbeidsmarktcampagnes en activiteiten om de bedrijfstak als potentiële werkgever te promoten, moeten dan voortaan door werkgeversorganisaties of individuele ondernemingen worden bekostigd. Datzelfde geldt voor arbocatalogi en RI&E’s.
Ook activiteiten om de duurzame inzetbaarheid van medewerkers te stimuleren, bijvoorbeeld via MDIEU-projecten, of ervoor te zorgen dat hun kennis en vaardigheden op peil blijven en aansluiten op veranderende eisen die techniek en opdrachtgevers stellen, zullen op andere wijzen moeten worden georganiseerd en bekostigd dan nu het geval is. Het is zeer de vraag of sociale partners degelijke activiteiten zullen blijven initiëren wanneer zij niet over het instrument van de algemeen verbindend verklaarde cao beschikken. Enerzijds omdat daarmee financiering van die activiteiten gewaarborgd is, en anderzijds omdat zo’n cao de noodzakelijke samenwerking tussen sociale partners die die activiteiten veronderstellen garandeert.
Onmisbaar instrument
Natuurlijk zijn (algemeen verbindend verklaarde) cao’s geen doel op zichzelf. Maar ze vormen een onmisbaar instrument om arbeidsmarktproblemen als sociale partners gezamenlijk aan te pakken en daarmee het voortbestaan van ondernemingen en het behoud van werkgelegenheid te garanderen.
Giel Schikhof, expert arbeidsverhoudingen bij Wissenraet Van Spaendonck, sluit zich om die reden ook volledig aan bij de oproep van de onderzoekers. “Het is belangrijk om op tijd na te denken over de alternatieven om het Nederlandse systeem van collectieve arbeidsverhoudingen, dat geleidelijk verzwakt, zo te hervormen dat het ook zonder het AVV-instrument in de huidige vorm mogelijk blijft om op bedrijfstakniveau afspraken te maken en te financieren voor gemeenschappelijke doelen.”
Dit artikel is geschreven door Giel Schikhof, naar aanleiding van het artikel ´De cao wankelt en dat is voor iedereen slecht´ in het Financieel Dagblad van 11 juni 2024.